Paasgroet van de Raad van Kerken

In deze week voor Pasen volgen we als christenen Jezus op zijn weg naar Jeruzalem. De voorbereidingstijd van veertig dagen die hieraan voorafging hield in Nederland gelijke pas met de uitbraak en verspreiding van het Coronavirus. Daarmee is de vraag naar de betekenis van lijden en opstanding voor velen groter dan ooit. Hoe kunnen we, in Gods Naam, het hoogtijfeest van Pasen vieren als ziekte en dood rondwaren, mensen rouwen om het verlies van hun dierbaren, vereenzamen in tehuizen, hun banen of inkomen verliezen en hun toekomst niet zeker zijn? En als aan de grenzen van Europa duizenden vluchtelingen in opvangkampen geen kant op kunnen? 

Habakuk

Als de nood het hoogst is, is er één woordje dat mij, misschien wel tegen beter weten in, telkens weer houvast geeft. Je zou het de kortste geloofsbelijdenis kunnen noemen die de bijbel ons biedt. We lezen dat woordje aan het einde van het bijbelboek Habakuk, dat nagenoeg één grote noodkreet van deze profeet is. ‘Hoelang nog, Heer, moet ik om hulp roepen en luistert u niet? Waarom toont u mij dit onheil en ziet u zelf de ellende aan?’ 

Daar, aan het einde van drie hoofdstukken jammerklacht, slaat de toon in de allerlaatste verzen om. Zoals in vele kerken na het diepste kyrië het hoogste gloria klinkt, zo heft Habakuk, out of the blue, opeens een loflied aan. 

‘Al zal de vijgenboom niet bloeien
al zal de wijnstok niets voortbrengen,
al zal de oogst van de olijfboom tegenvallen,
al zal er geen koren op de akkers staan 
al zal er geen schaap meer in de kooien zijn
en geen rund meer binnen de omheining –
toch zal ik juichen voor de Heer,
jubelen voor de God die mij redt. 
God, de Heer, is mijn kracht,
hij maakt mij voeten snel als hinden,
hij laat mij over mijn bergen gaan.

Toch!

En toch! Het is het woordje dat alles omkeert. Het is misschien, in deze tijd van nood, misschien wel het enige woordje dat we hebben om elkaar mee te troosten en te bemoedigen. Toch zal deze crisis niet het laatste woord hebben, al weten we niet hoelang die nog zal duren. 

Daarmee is het voor mij, zeker dit jaar, het Paaswoord bij uitstek. Spreken nieuwsfeiten nieuwstaal, het woordje toch spreekt geloofstaal. Het belijdt dat, wat ons ook overkomt, ons leven in Gods hand is. Hij doet ons, om met Habakuk te spreken, ‘over onze bergen gaan’.

Het woordje toch doet bovendien een appel op ons om ons niet neer te leggen bij die feiten, maar om te blijven aandringen op hulp voor de meest kwetsbaren. Om te blijven kloppen op de deuren van het recht, tot het klopt… 

Als op Paasmorgen de klokken van onze kerken luiden, als weerklank van de Klokken van troost en hoop, dan verkondigen zij de wereld dat Christus toch is opgestaan. En dat zijn licht ons blijvend omringt.

Namens de Raad van Kerken wens ik u en de uwen gezegende Paasdagen toe. 

Christien Crouwel
Algemeen secretaris